Abbaye de Prébenoît

Monachi et eremitae sunt venter Ecclesiae (Bernardus Claravallensis, Sent. III)

Eenzaamheid

Eenzaamheid doet wat me je

Mijn eenzaamheid is een vrije keuze. Dat maakt een significant verschil met een gedwongen eenzaamheid die voor velen in onze samenleving een wrange realiteit is. Telkens weer hoor ik mensen de vergissing maken om een kluizenaar te associëren met een asociale eenzaat. Om een christelijke kluizenaar te zijn moet je juist heel goed geconnecteerd leven, verbonden met je innerlijk, met de natuur om je heen, met de mensen, de dieren en de dingen. Eenzaamheid is niet fake of virtueel, maar reëel. Zij dwingt je tot confrontatie met jezelf. Er zijn geen vluchtroutes. Niet onmiddellijk, maar na verloop van tijd dringt de eenzaamheid je hart binnen en beschijnt er elk hoekje, elke holte van je geheugen.

Lees meer ...

De eenzaamheid maakt een scan van je herinneringen. Die komen een voor een voor je geestesoog, vaak uitvergroot en enigszins verwrongen. Het zijn vooral de herinneringen aan negatieve ervaringen uit je verleden die je de das kunnen omdoen, omdat ze droefheid veroorzaken en ontmoedigend werken. Ze slopen je kracht. Doordat je deze herinneringen met niemand kunt delen, ben je verplicht ze zelf te relativeren, anders hangen ze als loden gewichten aan je enkels en trekken ze je meedogenloos neerwaarts. Ze kunnen veranderen in mistbanken die je alle zicht op een (betere) toekomst ontnemen. En dan heeft de melancholie vrij spel, die van je herinnering een spookachtig landschap maakt. Je zou voor minder aan de drank raken!

De natuur biedt mij vaak soelaas. Het groeien van planten de vier seizoenen rond, de schoonheid van bloemen en vlinders, van landschappen en luchten – dat alles neemt me mee in een elan dat mijn eigen besognes overstijgt en tot bescheidener proporties terugbrengt. Natuurlijk doet ook het arsenaal bijbelse beelden en woorden, dat in de dagelijkse liturgie voorbijkomt, zijn werk. Het trekt mijn geest aan alle kanten open en injecteert me met nieuwe ideeën en horizonten. Noemt men de Schrift niet die andere kosmos? Vooral de psalmen, die ik nu in het Frans zing, dagen me uit de eigen gevoelens en gedachten los te laten en me te laten meevoeren – soms tot vervoerens toe – in de beweging die de psalm op gang brengt. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat er ook dagen zijn dat geen enkel psalmvers me ook maar een beetje beroert. Op die momenten schakel ik over op automatische piloot. Haast gevoelloos werk ik dan het mezelf opgelegde programma psalmen en bijbelteksten af. Als kluizenaar moet je jezelf een discipline opleggen, anders glijd je af naar chaos. Het officie heet niet voor niets ‘opus’ Dei, een werk als een ander maar met een stip van prioriteit.

Angst is in mijn kluizenaarsleven een reële factor. In de klassieke reeks van acht demonen die Evagrius van Pontus ons via Johannes Cassianus overleverde, komt angst niet voor. Angst is nochtans een menselijk affect dat niemand geheel vreemd is en dat zich van zijn beste kant toont in voorzichtigheid of prudentia. Zonder angst riskeren we roekeloos ten onder te gaan. Angst is weliswaar geen demon maar levert wel brandstof aan de demonen. Angst om tekort te komen, dreigt me gulzig of hebzuchtig te maken. Angst om de controle te verliezen, kan woede in mij opwekken. Angst en eenzaamheid kunnen eveneens een verbond aangaan.

Een klassieke bekoring van de anachoreten in de woestijn was de zorg voor de oude dag: “Wie zal mij onderhouden als ik zelf niet meer de kracht heb om te werken?” De sociale voorziening moest nog uitgevonden worden! Hoe reëel deze zorg ook lijkt, ze is voor de kluizenaar iets dat bestreden moet worden. Zo ook voor mij. De anachoreet beoefent de geestelijke staat van de amerimnia (ἀμεριμνία: zonder zorgen), een attitude van onthechting die niettemin de klippen van de wereldverachting weet te omzeilen. Het is voor mij een hele kunst die innerlijke vrede te verwerven en te bewaren. Misschien is dat wel mijn dagelijks karwei dat het meest van alle andere klussen om voorrang vraagt.

Angst kan ook paniek worden, als ik me bijvoorbeeld realiseer hoe bitter weinig ik in dit leven van de eisen van het evangelie terechtbreng. Wie heb ik gelukkig gemaakt, wie geholpen, wie een glas fris water gegeven? Dat zijn momenten dat ik in zak en as neerzit en in grote ellende alleen het gebed van de tollenaar stamel: Heer, wees mij, zondaar, genadig. (Lc 18,13) Ik ben mij bewust van mijn grondeloze armoede: met lege handen sta ik voor God.