Abbaye de Prébenoît

Monachi et eremitae sunt venter Ecclesiae (Bernardus Claravallensis, Sent. III)

Dieren en tuinen

Reeds vanaf mijn vroegste jeugd voelde ik mij tot dieren aangetrokken. Omdat mijn vader bang was voor honden, mocht er geen hond of kat in huis komen maar alleen een gekooide vogel. Stilaan werden dat er twee en tenslotte kon ik tot wel drie volières bouwen rond het huis die een bonte groep exotische vogels herbergden: parkieten, kanaries, wevers en zebravinken. Vogels werden mijn passie tot ik in 1973 naar het klooster ging en alles moest achterlaten. Gedurende mijn monastiek leven heb ik nooit over een huisdier beschikt. Pas toen ik in 2019 alleen ging leven als semi-kluizenaar te Saint Restitut adopteerde ik het kleine katje Tybert, sindsdien mijn favoriete tijgerkater. Toen ik in 2022 verhuisde naar de afgelegen voormalige cisterciënzer abdij van Prébenoît kwam de pup Nivard, een Drentsche patrijshond, ons vervoegen, alsook een toom kippen geleid door hun statige roestbruine haan, Gérard, van het Amerikaanse red islander ras.  Sedertdien leef ik als een nieuwe Noach harmonieus samen met de dieren in de kleine ark van Prébenoît. Nivard kondigt elke nieuwe bezoeker aan, Tybert vangt de muizen en de prachthoenders zorgen het jaar rond voor verse eieren. Onderling hebben deze dieren een band van harmonie en vrede opgebouwd, zodat hond, kat en kippen samen kunnen liggen als in het eerste paradijs midden de grote biodiversiteit van de abdijsite.

Lees meer ...

Uiteraard is Nivard het meest zichtbaar en hoorbaar aanwezig. Als jachthond gaat de wit-zwarte reu elke dag zijn neus achterna en dwingt me minstens tweemaal per dag met hem een wandeling te maken, hoe kort ook bij regen in de winter of hoe uitgebreid ook bij zonnig weer in lente, zomer en herfst. Een hond houdt zijn baasje op die manier gezond! Niettemin heb ik ten gevolge van een te ambitieuze tocht met hem twee jaar geleden een achillespeesscheur opgelopen die mij veel pijn en ongemak heeft bezorgd, zowel voor als na de operatie. Ik kan het hem niet verwijten want tenslotte was ik het die het pad uitstippelde en over mijn grens ging. Drentsche patrijshonden zijn jachthonden die tot gezelschapsdieren zijn geëvolueerd. Ze hebben een pittig karakter, zijn erg gevoelig, slim, zacht en aanhankelijk. En het zijn goede wakers. Alleen daarom al raadde mijn zus me aan een hond te houden op de afgelegen plek van mijn kluis. Inderdaad niet dwaas als je weet dat iedere Creuse hofstee een of meerdere honden heeft. Zo werd ik een kluizenaar met een hond, of vanuit Nivards standpunt: een hond met een kluizenaar. Want Nivard is “a personality”, hij weet precies wat hij wil en blijft bijzonder trouw aan zichzelf. Voor mij betekent dit een ware leerschool in zelfkennis. Nivard is als een spiegel voor mij. De Franse dominicaan en theoloog Xavier Loppinet schreef in 2020 een boek getiteld Mon chien me conduira-t-il au Paradis? Loppinet meent dat je geen hond dresseert tot gehoorzaamheid, maar dat de hond jou opvoedt tot vrijheid. De hond is een gids naar het paradijs. In de bruine ogen van Nivard zie ik een wereld die mij overstijgt, een universum van pure onschuld. Zijn het de ogen van een guitige deugniet of van een engel? Nivards opvoeding (en de mijne) is nog in volle gang. Maar dit weet ik wel zeker: mijn hond is me door de Voorzienigheid gegeven als teken en geschenk. Welke medebroeder in de diverse religieuze gemeenschappen waarin ik geleefd heb, begroette mij iedere morgen opnieuw met zoveel enthousiasme? “Een hond staat er beter voor dan ik,” zei de oudvader abba Xanthias, “want hij heeft liefde en tevens wacht hem geen oordeel.”[i] Mijn sociale kater, Tybert, moet trouwens niet onderdoen qua affectieve belangstelling voor zijn baasje. Een kat is veel minder zelfstandig als doorgaans wordt aangenomen. Een dagelijkse aai is levensnoodzakelijk voor zijn welzijn. Als ik op gure dagen met een boek voor de kachel zit, spint Tybert op mijn schoot van puur genot. Je ziet gewoon hoe goed hij zich voelt en beloont me prompt met een deskundig verschalkte muis die hij als levend speeltje naar me toebrengt. Hij vraagt zich nog steeds af waarom ik niet wat enthousiaster reageer op zijn kostbaar geschenk! Alleszins brengt de dagelijkse interactie met het dierenleven een subtiele maar wezenlijke verandering op gang in mijn mens-zijn. Dieren maken me menselijker, minder beestachtig.

[i] Vaderspreuken, Xanthias 3.

Mijn vriend, Thomas, laat regelmatig zijn kudde schapen grazen op het terrein van de abdij. Enkele oudere schapen hebben grote bellen om, wat een vrolijk getingel doet klinken in de vallei. Schapen zijn meesters in gemeenschapszin, het zijn echte cenobieten! Op een onzichtbaar commando komt de hele kudde in beweging. De dagorde is streng: acht uur grazen, acht uur herkauwen, acht uur rusten, en dat alles strikt communautair. ’s Avonds is er ruimte voor een half uurtje recreatie: dan zie je de jongere schapen spelen, zich oefenen in kopstoten en gek doen.  

Rond de abdij liggen tuinen vol bloemen, kruiden, fruit en groenten. De cisterciënzervader en homoniem Guerric van Igny, vergeleek de Schrift evenals zijn monniken met tuinen. Ik laat hem hier graag even aan het woord:

“Wat jullie betreft: als ik me niet vergis horen jullie bij hen die in de tuinen wonen. Jullie overwegen de wet van de Heer dag en nacht (Ps. 1,2) en de boeken die jullie lezen zijn evenzovele tuinen die jullie doorkruisen. Als ik me niet vergis laat de Bruidegom jullie de overstap maken van deze tuinen naar andere, waar de rust intiemer is, het genot weldadiger en het landschap nog wonderlijker. Wanneer jullie zich namelijk toeleggen op het zingen van zijn lofzangen, met liederen van vreugde en dankzegging. Naar mijn mening wordt degene die de tuin van de Heer binnenwandelt, zelf een tuin. Zijn ziel gelijkt op een goed besproeide tuin. Dan voegt de Bruidegom hem deze lof toe: “Je bent een besloten tuin, mijn zuster, mijn bruid” (Hoogl.4,12). Heer Jezus, ware hovenier, bewerk in ons wat je van ons opeist. Want zonder jou kunnen wij niets. (Joh. 15,5) Jij bent immers de ware hovenier. Als Schepper ben je zowel de bewerker als de bewaker van je tuin. Je plant door je woord, je besproeit door je Geest, je laat groeien door je kracht (vgl. 1 Kor. 3 ,7).” (Guerric van Igny, Hom 54,2-4)

De metafoor van de tuin voor het spirituele leven heeft me altijd erg aangesproken. Maar het beeld gaat maar spreken als men ook echt in tuinen wandelt en werkt. De monialen en monniken van de twaalfde eeuw, waaronder de heilige Hildegard van Bingen, waren ook de scheppers van symmetrische en geniale kloostertuinen vol bloemen, kruiden, groenten en fruit. Mijn werk in de tuinen van Prébenoît, van de eerste ontginning van met bramen en netels overwoekerde percelen tot en met de overdadige oogst van groenten en fruit, zie ik als een essentieel element van mijn monastiek leven. De metaforen van ontginning, zaaien en oogsten, bewaken en besproeien, spelen in mijn dagelijks gebed en omgang met mezelf, met God en de anderen.